4 | U zult tegen hen zeggen: zo zegt JHWH: 1)
Zullen ze vallen en niet opstaan? Wanneer zij zich (van mij) afkeren niet omkeren? |
5 | Waarom is dit volk onbekeerlijk,
Jeruzalem durende onbekeerlijkheid? Zij houden vast aan bedrog en weigeren om te keren. |
6 | Ik heb het opgemerkt en ook gehoord;
Zij spreken niet rechtuit en niemand berouwt zijn kwaad. Dat men zou zeggen: wat heb ik gedaan? Op een draf keren allen zich af als een paard dat zich in de strijd stort. |
11 | Zij trachten de breuk van de dochter van mijn volk op zijn lichtst te genezen, door te zeggen:
Vrede! vrede!, terwijl er geen vrede is. |
1 | vertaling van Wout van der Spek |